Frans : Nederlands la pièce = de kamer, het vertrek / de kamer / het vertrek le quartier = de buurt la rue = de straat un appartement = een flat, een appartement / een flat / een appartement la salle de séjour = de woonkamer propre = eigen la chambre = de kamer, de slaapkamer / de kamer / de slaapkamer quelle chance! = wat een geluk! / wat een geluk magnifique = prachtig grand, grande / grand / grande = groot le coin = de hoek le balcon = het balkon regarde = kijk haut = hoog tout près = vlakbij je passe = ik breng door le père = de vader d'abord = eerst le week-end = het weekend bon week-end = prettig weekend