Frans : Nederlands souvent = vaak montrer = laten zien, tonen / laten zien / tonen la page = de pagina la fille = het meisje cliquer = klikken la photo = de foto devenir = worden moche = lelijk on sort = we gaan naar buiten / wij gaan naar buiten plein de = heel wat le soir = ’s avonds / de avond reçu = ontvangen tous les jours = elke dag dit = gezegd la cousine = de nicht fou, folle / fou / folle = gek elle sort = zij gaat uit / ze gaat uit elle répond = zij antwoordt / ze antwoordt terminé = afgelopen