Frans : Nederlands le frère = de broer le grand-père = de opa la grand-mère = de oma la tante = de tante un oncle = een oom le cousin = de neef (zoon van oom/tante) / de neef la cousine = de nicht (dochter van oom/tante) / de nicht le neveu = het neefje (zoon van broer/zus) / het neefje la nièce = het nichtje (dochter van broer/zus) / het nichtje un enfant = een kind le fils = de zoon la fille = de dochter meilleur, meilleure / meilleur / meilleure = beste une amie = een vriendin la copine = de vriendin