la tristesse le bonheur la colère
le caractère rire pleurer
consoler supporter gai
heureux, heureuse / heureux / heureuse malheureux, malheureuse / malheureux / malheureuse timide
paresseux, paresseuse / paresseux / paresseuse fier, fière / fier / fière sensible
furieux, furieuse / furieux / furieuse
de woede, de boosheid / de woede / de boosheid het geluk het verdriet
huilen lachen het karakter
vrolijk verdragen troosten
verlegen ongelukkig gelukkig
gevoelig trots lui
woedend