Frans : Nederlands un avion = een vliegtuig malheureusement = jammer genoeg le bateau = de boot passer = doorbrengen la plage = het strand le soir = de avond le canoë = de kano premier, première / premier / première = eerste sans = zonder le trajet = het traject dormi = geslapen un hôtel = een hotel la tente = de tent la rivière = de rivier manger = eten le repas = de maaltijd le saumon = de zalm