la rampe la façade s’enthousiasmer
urbain la surface la sécurité
le matelas adoucir la chute
poser la craie tracer
l’adepte flotter se défouler
fou folle prédire
se lever se coucher sceptique
malgré l’encouragement acharné
s’habiller se brosser les dents se peigner
enthousiast worden de gevel de helling / de trapleuning
de veiligheid het oppervlak stedelijk
de val verzachten de matras
tekenen / afbakenen het krijtje neerzetten / neerleggen
zich uitleven / zich afreageren zweven / drijven de aanhanger
voorspellen gek (v) / dwaas (v) gek (m) / dwaas (m)
sceptisch naar bed gaan opstaan
verwoed / verbeten de aanmoediging ondanks
je haar kammen je tanden poetsen zich aankleden
se maquiller se dépêcher la combinaison
le chant s’intéresser à vécu
vivre pratiquer le progrès
pratiquement le costume le réalisateur
le membre être doué de justesse
l’équipe adverse grimper dépendre de
la blessure à l’avance la détente
la chaleur de bonne heure faire du patin à glace
faire du cerf-volant jouer de la batterie pêcher
de combinatie zich haasten zich opmaken
geleefd / gewoond zich interesseren voor de zang
de vordering / de vooruitgang beoefenen leven / wonen
de regisseur het kostuum vrijwel
op het nippertje talent hebben het lid
afhangen van klimmen de tegenpartij / de tegenstanders
de ontspanning van tevoren de blessure
schaatsen vroeg de warmte
vissen drummen vliegeren
jouer aux cartes faire la grasse matinée
uitslapen kaarten / kaartspelen