Engels : Nederlands
on vibrate = op de trilstand / op trilstand
urgent = dringend
cross with = boos op
deduce = afleiden / concluderen
make a judgment = een oordeel vellen
reliable = betrouwbaar
viewpoint = standpunt / mening
construct / create = creƫren
memorable = makkelijk te onthouden / gedenkwaardig
effort = moeite / inspanning
freckle = sproet / sproetje
noticeable = opvallend
feature = eigenschap
shortcut = snellere route / kortere route
wrinkle = rimpel / groef / groef in je hersenen
tartan = geruite wollen stof (voor Schotse kilt) / geruite wollen stof
disapproval = afkeuring
stale = oud / oudbakken / niet vers
pumpkin = pompoen
prawn = garnaal
wedge = partje / punt
surgery = spreekkamer
slice = schijfje
genetically modified food = genetisch gemodificeerd voedsel
leg of lamb = lamsbout
manageress = vrouwelijke manager / eigenaresse
mammal = zoogdier
shoot = scheut (van plant of boom) / scheut
candy bar = snoepreep
meat loaf = gehakt in de vorm van brood / gehakt in de vorm van een brood
crack up = in de lach schieten
skin = schil
venture = durven / wagen
encounter = tegenkomen
picky = kieskeurig
texture = structuur
dominate = beheersen
appreciation = waardering
down to = neerkomen op / aankomen op
cinnamon = kaneel
taste bud = smaakpapil
savoury = hartig
acid = zuur
age = ouder worden
acquired taste = aangeleerde smaak
tie up with = samenhangen met
bland = smakeloos
cotton ball = watje (medicijnen/make-up) / watje
subject = proefpersoon
dot = punt
sense of touch = tastzin
solid surface = stevig oppervlak
flinch = terugdeinzen
clench your fist = je vuist ballen
impaired vision = slechtziend
pad = kussentje van je vingertop / zachte deel van je vingertop
convert to = omzetten naar
display = beeldscherm / scherm
tactile = tast- / van de tastzin / tactiel
smudge = uitsmeren (met vlekken) / uitsmeren
cringe = ineenkrimpen
zintuiglijk = sensory