Latijn : Nederlands
leonem = leo, de leeuw
metu = metus, de vrees
canes = canis, de hond
periturum = perire, 1. vergaan 2. omkomen
vertisset = vertere, 1. draaien 2. omkeren
feroci = ferox, woest, strijdlustig
amisso = amittere, 1. wegzenden 2. verliezen
ingressus sit = ingredi, 1. binnengaan 2. beginnen (met)
territam = terrere, schrik aanjagen
traxerat = trahere, trekken
abituram = abire, weggaan
vulnera = vulnus, de wonde
beneficio = beneficium, de weldaad
verberibus = verbera, de zweepslagen
cruentis = cruentus, bloedig, bebloed
paene = paene, bijna