Vokabeln lernen
Tipps
Lernmethode
Start
Wozzol
Tipps
Lernmethode
Vokabellisten
Nachrichten
Vokabeln lernen
Wenn Sie mehr Vokabeln in einer Fremdsprache lernen möchten, lassen Sie es uns wissen.
Kontaktieren Sie uns
Vokabelliste
Vokabellisten
Engels
Stercollectie
Shopping and fashion - lj2
Shopping and fashion - Thema 16 Blok 2 - vmbo12
Bitte überprüfen Sie, ob die Vokabelliste richtig ist, bevor Sie sie lernen.
Aktionen
Offene Liste zum Lernen
Drucken Sie die Liste als
flashcards
Liste als Textdatei exportieren
Engels
Nederlands
They go to the mall every Saturday.
=
Ze gaan elke zaterdag naar het winkelcentrum.
Stan only wears a suit on formal occassions.
=
Stan draagt alleen een pak tijdens formele gelegenheden.
A wedding is a formal occassion.
=
Een trouwerij is een formele gelegenheid.
An other formal occassion is a funeral.
=
Een andere formele gelegenheid is een begrafenis.
Stan doesn't wear a tie.
=
Stan draagt geen stropdas.
Lily likes to wear tight pants.
=
Lily draagt graag strakke broeken.
She doesn't like high-heeled shoes.
=
Ze vindt hoge hakken niet leuk.
Lily loves wearing casual clothes.
=
Lily draagt graag vrijetijdskleding.
In the winter I always wear gloves.
=
's Winters draag ik altijd handschoenen.
Mittens are warmer than gloves.
=
Wanten zijn warmer dan handschoenen.
When I go skiing I put on a toque.
=
Als ik ga skiën draag ik een muts.
When it is raining I wear a raincoat.
=
Als het regent draag ik een regenjas.
I don't like to carry an umbrella.
=
Ik neem niet graag een paraplu mee.
I always wear my purple scarf.
=
Ik draag altijd mijn paarse sjaal.
In the summer we usually wear shorts.
=
's Zomers dragen we meestal korte broeken.
In the mountains we wear boots.
=
In de bergen dragen we laarzen.
My son bought a pair of leather shoes.
=
Mijn zoon heeft leren schoenen gekocht.
My daughter bought a black belt.
=
Mijn dochter heeft een zwarte riem gekocht.
She also bought a matching jacket.
=
Ze heeft ook een bijpassend jasje gekocht.
T-shirts are often made of cotton.
=
T-shirts worden vaak van katoen gemaakt.
Farmers harvest cotton with machines.
=
Boeren oogsten katoen met machines.
Workers in low-income countries get low wages.
=
Werknemers in lage-inkomenslanden krijgen weinig loon.
Fashion is the second-biggest polluter.
=
Mode is de op een na grootste vervuiler.