Engels : Nederlands to debate = discussiëren; debatteren to dominate = domineren fight = gevecht; strijd fierce = heftig; hevig to battle it out = het uitvechten to overtake = inhalen annual = jaarlijks contender = kanshebber tough = moeilijk; zwaar to be neck and neck = nek aan nek zijn (un)fair = (on)eerlijk to boast = opscheppen ranking = (positie in een) ranglijst competitive = prestatiegericht reputation = reputatie rivalry = rivaliteit spectator = toeschouwer to compete = wedijveren; meedingen to fight off = weerstand bieden tegen If I were to lose, I would be crushed. = Als ik zou verliezen, zou ik enorm balen. If you take first place, I’ll eat my hat. = Als jij eerste wordt, eet ik mijn pet op. They won’t get the trophy if they don’t win. = Ze zullen de trofee niet krijgen als ze niet winnen. No doubt we’ll beat your team by miles. = Wij zullen jouw team zonder twijfel met een grote voorsprong verslaan. It's unlikely that they’ll catch up with their rivals. = Het is onwaarschijnlijk dat ze gelijk zullen komen met hun rivalen. I’ll bet we defeat them again. = Ik wed dat we ze weer zullen verslaan. I imagine we’ll take first position. = Ik neem aan dat we eerste zullen worden. There's no chance of us winning. = We kunnen met geen mogelijkheid winnen. In all probability it will be a head-to-head match. = Het zal waarschijnlijk een nek-aan-nekrace worden. I wouldn't be surprised if they lost the competition. = Het zou mij niets verbazen als zij de wedstrijd verloren.