Engels : Nederlands background = achtergrond antique = antiek archaeology = archeologie existence = bestaan century = eeuw heritage = erfgoed to attend = gaan naar; bijwonen to be founded = gesticht worden trade = handel to apply to = inschrijven voor colonial = koloniaal late = latere; eind medieval = middeleeuws; zeer ouderwets Vikings = Noormannen; Vikingen ancient = oeroud; van de oudheid war = oorlog class = (sociale) klasse at the same time = tegelijkertijd period = tijdperk battle = (veld)slag; strijd to propose = voorstellen early = vroege