Engels : Nederlands to fry = bakken (in een koekenpan) flour = bloem plate = bord stove(top) = fornuis to pour = gieten; inschenken (frying) pan = koekenpan bowl = kom pot; saucepan = (kook)pan to melt = (laten) smelten spoon = lepel to mix = mengen knife = mes oven = oven recipe = recept to stir = roeren to cut = snijden to slice = snijden (in repen) to add = toevoegen traditional = traditioneel fork = vork