Engels : Nederlands
to activate = activeren
battery = batterij
message = bericht
to control = besturen
to deliver = bezorgen
wireless = draadloos
implanted = geïmplanteerd (in het lichaam aangebracht)
button = knop
earphones; headphones = koptelefoon
navigation = navigatie
signal = ontvangst
to charge = opladen
to copy = overschrijven; kopiëren
screen = scherm
(augmented) reality = (toegevoegde) realiteit
connection = verbinding
(aeroplane) mode = (vliegtuig)modus
password = wachtwoord