Engels : Nederlands
agree on (to) = het eens zijn over
appear (to) = blijken
avoid (to) = voorkomen, vermijden
be aware of (to) = bewust zijn van
beforehand = van tevoren
broke = blut
end up (to) = eindigen
expenses = uitgaven
furthermore = verder
shopping list = boodschappenlijstje
interviewee = geïnterviewde
limit (to) = beperken
move out (to) = uit huis gaan
option = keuzemogelijkheid
outcome = resultaat
rent = huur
split the costs (to) = de kosten delen
straight away = meteen
take into account (to) = rekening houden met
therefore = daarom
up to you = jouw keuze