Frans : Nederlands
voici = dit is
la vue = het uitzicht
les affaires = de zaken
le sommet = de top
la tour = de toren
haut = hoog
en bas = beneden
minuscule = heel klein
penser = denken
une avenue = een brede straat
célèbre = beroemd
le monde = de wereld
le bâtiment = het gebouw
ressembler à = lijken op
la sorte = de soort
le quartier = de wijk
moderne = modern
vu = gezien
on attend = we wachten
quelque temps = een tijdje
la colline = de heuvel
L'église = een kerk
le peintre = de schilder
la caricature = de karikatuur
ça doit = dat moet
oublier = vergeten
dommage = jammer
ne t’en fais pas = maak je niet druk
un original = een origineel
mieux = beter
le vertige = de hoogtevrees
le musée = het museum
idéal = ideaal
offrir = bieden / aanbieden / bieden, aanbieden
le choix = de keuze
le plat = het gerecht
le restaurant = het restaurant
un étage = een etage / een verdieping / een etage, een verdieping
le pickpocket = de zakkenroller
le bureau de poste = het postkantoor
le sol = de begane grond / de vloer / de begane grond, de vloer
la visite = het bezoek
le renseignement = de inlichting
ouvert = geopend, open / geopend / open
une année = een jaar
métallique = van metaal
construire = bouwen
panoramique = panoramisch
le travail = het werk
le bureau = het kantoor
la galerie = de galerij, het balkon / de galerij / het balkon
superbe = schitterend
le buffet = het buffet
flâner = flaneren, slenteren / flaneren / slenteren
s'amuser = zich vermaken
passer un film = een film vertonen
le moment = het moment
le point de départ = het vertrekpunt, de start / het vertrekpunt / de start
la documentation = de documentatie, de folders / de documentatie / de folders