Engels : Nederlands
announcer = omroeper
lottery = loterij
incredible = ongelofelijk
loaded = schatrijk
to check = controleren
lawn mower = grasmaaier
drill = boor
garden shears = heggenschaar
to renovate = opknappen
front door = voordeur
emergency = noodgeval
desperately = wanhopig
assistance = hulp
pocket = zak
horrendous = afgrijselijk
crumpled = verkreukeld
to fade away = vervagen
illegible = onleesbaar
gutted = zwaar teleurgesteld
to keep safe = bewaren
purse = portemonnee
summit = top
to scale / to ascend = beklimmen
peak = bergtop
foreigner = buitenlander
to accompany = vergezellen
attitude = houding
stamina = uithoudingsvermogen
to conquer = overwinnen
to claim = beweren
report = verslag
halfway = halverwege
activity = activiteit
ascent = beklimming
hike = wandeltocht
to lug = iets meeslepen
prospect = vooruitzicht
major = groot
lawyer = advocaat
permission = toestemming
located = gelegen
border = grens
to consider = beschouwen
to remove = weghalen
to tackle = aanpakken
to brave = trotseren
to burden = belasten
to exceed = overtreffen
to overhear = toevallig horen
to have a crush on = smoorverliefd zijn op
fit = leuk
to mishear = verkeerd horen
to adore = aanbidden
slushy = sentimenteel
in comparison = in vergelijking
quite = nogal
hush = stil, sst / stil / sst
unfortunately = helaas
to whistle = fluiten
builder = bouwvakker
to go on a date = uitgaan
to cheer up = opvrolijken
to be desperate to = verschrikkelijk graag willen
conversation = gesprek
common room = leerlingenkamer
to disguise = vermommen
complicated = ingewikkeld
to eavesdrop = afluisteren
by the way = trouwens
astounding = verbazingwekkend
supernatural = bovennatuurlijk
skyscraper = wolkenkrabber
bare = bloot
rope = touw
urban = stads
nevertheless = desondanks
award = prijs
proud = trots
truth = waarheid
request = verzoek
to reach / to achieve = bereiken
in advance = van tevoren
warning = waarschuwing
crowd = menigte
onlooker = toeschouwer
hostile = vijandelijk
to encounter = tegenkomen
recovery = herstel
lock = slot
knob = deurknop
determination = vastberadenheid
to have surgery = geopereerd worden
stitch = hechting
jinx = vloek
in retrospect = achteraf gezien
fatigue = vermoeidheid
daunting = intimiderend